![]() |
![]() |
Nieuws Vereniging Leden Kalender Informatie Vacatures Euroclassica Contact |
> Informatie > Standpunten >
Deze brief is een reactie op een zin uit een artikel in De Bond van 23 oktober 2009: 'Sinds de Schoolpactwet van 1959 heeft het secundair onderwijs nog geen radicale hervorming meegemaakt.' Was het invoeren van het VSO (vernieuwd secundair onderwijs) in de jaren 1980 dan niet radicaal? Ondanks de goede bedoelingen van de bedenkers heeft dit VSO de beoogde doelstellingen niet bereikt. De oorzaak? Omdat men de eigenheid van de leerling onderschat heeft. Men wilde een gelijke eerste graad voor iedereen. De ervaring bevestigde voor alle mensen die bij het onderwijs betrokken waren (en zijn) dat iedere leerling gelijkwaardig is, maar niet gelijk. Iedere leerling is de moeite waard en verdient wat voor hem/haar de beste vorm van onderwijs is. De gelijkwaardigheid van leerlingen uit het TSO, KSO, BSO of ASO is een heilig principe voor iedere pedagoog. Het is de belangrijkste opgave voor de leraar/pedagoog om de eigen talenten van de leerling te onderkennen, te voeden en te laten ontplooien. Wij onderstrepen hierbij het belang van de leraar uit het basisonderwijs. Waarom zou een ervaren en wijze klassenraad op het einde van een zesde leerjaar die talenten niet kunnen onderscheiden en een advies geven voor een bepaalde studierichting? Het is in de eerste plaats aan de ouders, vervolgens aan de maatschappij en aan de publieke opinie dat er duidelijk gemaakt moet worden dat de studierichtingen binnen het onderwijs evenwaardig zijn en kansen bieden op een goede toekomst. Het is even waardevol om met je handen iets uit te denken en op te bouwen als om een literaire tekst te analyseren. In De Standaard van 24 oktober 2009 lezen we dat de leerlingen uit het technisch onderwijs zelf aan het bewijzen zijn dat hun onderwijsvorm kansen op studiesucces biedt: uit cijfers blijkt dat de helft van de leerlingen uit het TSO slaagt in het hoger onderwijs.
De artikels in De Bond en in De Standaard bieden de kans om een aantal opmerkingen te plaatsen bij de visienota-Monard. Deze nota geeft als een vierde belangstellingsgebied het domein van talen, kunst en cultuur aan. Daarbij wordt er door de nota een groot vraagteken geplaatst bij de studies van Latijn en/of Grieks. Het is wellicht nodig om deze laatste denkpiste in vraag te stellen. Wij onderstrepen dat de studie van Latijn en/of Grieks een plaats heeft in het vermelde belangstellingsgebied. De vernieuwde leerplannen bewijzen dat deze studies inspelen op de pedagogische en didactische evoluties op het gebied van taalkunde, onderzoekscompetentie en cultuurreflectie. Maar vooral is het een feit dat er leerlingen zijn die een dergelijke studie van Latijn en/of Grieks waarderen en graag doen. De ervaring leert dat de leerkrachten van deze taalgroepen enthousiaste coaches zijn, maar nog veel meer dan dat. De vernieuwde leerplannen Nederlands rekenen zelfs voor een stuk op de andere talen – zoals Latijn en/of Grieks – als hulp in het aanleren van taalbeschouwingen. Wie schrijft dat er te weinig creativiteit aan bod komt in de taallessen, moet dringend eens bezoeken afleggen aan scholen. Er is niet alleen aanbod op lesniveau, maar ook op schoolniveau: aandacht voor toneel in actieve of passieve vorm, het bouwen van maquettes, vertaal- en taalwedstrijden zoals de epigram- of cartoonwedstrijd voor leerlingen, Romeinse en Griekse avonden enz. De lessen zijn geen eenrichtingsverkeer meer. Leerlingen werken in de lessen cultuurprojecten uit, en dit op een technisch verantwoorde manier met gebruik van ICT en andere vaardigheden.
De studie van Latijn en/of Grieks kan een belangrijke vormingscomponent zijn voor ieder die met taal te maken heeft (en dat is de basis van alle onderwijs). De werkelijkheid wordt voor ieder mens op een verschillende wijze ontsloten door twee talen: de wiskundige taal en de talige of woordelijke taal. Bij dat laatste is het fundamenteel terug te gaan naar de oude talen als bakermat van de moderne talen, als reservoir van taalstructuren die in de moderne talen gedifferentieerd worden.
De leraar als coach? Dat is niet een idee van de visienota-Monard. In elke lerarenopleiding wordt daar al jaren aandacht aan besteed. Iedere leraar die nadenkt over zijn vak – en dat geldt voor alle geledingen – is iemand die didactisch coacht, maar ook veel meer dan dat. Gedreven door enthousiasme voor zijn vak steunt en helpt hij als het even niet meer lukt. De leraar heeft een belangrijke taak als motivator. 'De echte motivatie is de kunst om ruimte te scheppen, waarin mensen het de moeite waard vinden om zichzelf op gang te brengen.' (J. Gilté)
De lerarenopleiding zit vol met enthousiaste jonge mensen, die bereid zijn de uitdaging van het onderwijs aan te gaan. Iedere opleider laat hen kennismaken met de vernieuwde en vernieuwende methodes. Zij zijn vertrouwd met de gedachte dat het niet belangrijk is hoe intelligent iemand is, wel hoe hij/zij intelligent is. Dat is een belangrijk principe om geëngageerd naar de klas te stappen. Met dank aan de visienota-Monard, die dit nog eens maatschappelijk en in de media duidelijk maakt. Iedere leraar die het onderwijs instapt of al jaren lesgeeft, kan niet anders dan handelen vanuit die gedachte van gelijkwaardigheid en gelijke kansen.
Het belangrijkste blijft dat de leraar uiteindelijk de nodige energie en enthousiasme kan blijven opbrengen voor zijn vak. Ons onderwijs kan prachtige resultaten voorleggen op mondiaal vlak. En ja, ons onderwijs moet steeds in beweging blijven en luisteren naar het appel vanuit de economische wereld en vanuit Europa. Maar hebben wij de hervorming nodig om te wijzen op de echte problemen? Geeft de visie vertrouwen aan de leraren, die kampen met de moeilijke thuissituatie van vele leerlingen, met de gebrekkige taalvaardigheid van allochtone jongeren in grootstedelijke gewesten? Houdt zij rekening met de belangrijkste opdracht: een blijvende vorming geven aan onze jeugd? Van hen fijne jonge mensen maken met vertrouwen in de toekomst én in de wereld van de volwassenen?
De hervorming is niet nodig om te bewijzen dat de leerlingen gelijkwaardig zijn. Wij brengen enorm veel respect op voor de collega's uit het TSO, KSO en BSO. Zij verdienen het woord 'leraar' als een eresaluut voor zoveel engagement. Zij geven kansen aan leerlingen met eigen talenten, maar wellicht met minder kansen. Zij doen dat daadwerkelijk en vanuit een ongelofelijke inzet. Maar ook de leraren uit het ASO verdienen waardering. De klassenraden getuigen van de enorme beroepsernst waarmee studiekeuzes begeleid worden. Ook deze leerlingen van het ASO kunnen vanaf de eerste graad hun talenten bewijzen. Dat doen ze onder andere in de vakken Latijn en/of Grieks. Deze studierichtingen uit de eerste graad halen, is hetzelfde als deze studierichtingen doen verdwijnen. Wie dat wil, heeft geen oog voor de plaats van deze studie in de traditie, maar ook in de evolutie van de vernieuwde onderwijsdidactiek.
Marc George
leraar Sint-Lodewijkscollege Brugge
27.10.2009