> Informatie > Standpunten >

 

 

 

Onderwijshervorming en klassieke talen: tussen bezorgdheid en argwaan

 

 

 

 

Het Vlaamse onderwijslandschap reageerde schijnbaar rustig op de door het katholieke net voorgestelde onderwijshervorming, die sterk in de lijn ligt van de door Pascal Smet aangekondigde plannen voor de hertekening van het middelbaar onderwijs. Een bedaarde reactie lijkt gepast: de discussienota van Smet is nog niet voorgelegd, over de exacte invulling van lestijdenpakketten is nog niet gesproken. Maar de krijtlijnen tekenen zich onmiskenbaar af, en wat voorligt betekent niet meer of minder dan een revolutie voor het Vlaams onderwijs, dat zich internationaal onderscheidt als hoogstaand en kwaliteitsvol.

 

Bezorgdheid is dus wel degelijk op zijn plaats en werd vanuit verschillende hoeken geuit. Deze reactie komt uit de hoek van de klassieke talen, maar wil meer zijn dan een oratio pro domo. Er staat immers veel meer op het spel dan Latijn en Grieks.

 

'Het middelbaar onderwijs zit niet in crisis, maar een aantal dingen zijn voor verbetering vatbaar, vooral de studiekeuze', aldus Chris Smits van de koepel van katholieke scholen. Of nog: 'De interesses van leerlingen zijn heel wisselvallig. Dus het is niet goed om je op 12 of 13 jaar vast te pinnen.'

 

Watervalsysteem

 

Dat de structuur van ons onderwijs het watervalsysteem in de hand werkt, dat sociale verschillen hierdoor steeds sterker worden geaccentueerd, dat de overgang naar het secundair onderwijs voor veel leerlingen te bruusk verloopt: het zijn gegevenheden waarmee men ons voortdurend om de oren slaat.

 

Over de cijfers en de interpretatie ervan bestaat bij de onderzoekers allerminst een consensus. Een gemeenschappelijke eerste graad of middenschool zou volgens de onderwijshervormers soelaas bieden. Pas in het derde jaar maken leerlingen dan een keuze uit vijf belangstellingsdomeinen.

 

Zeker is ons huidige systeem niet perfect en moeten we oog hebben voor wat beter kan. De vraag is alleen of dat met een uitgestelde keuze wordt bereikt, zelfs als men ruimte laat voor differentiatie. Niet in het minst bij het technisch en het beroepsonderwijs bestaat grote ongerustheid over de vervlakking en de schoolmoeheid die een uitgestelde keuze met zich meebrengt.

 

27 gezamenlijke lesuren

 

In werkelijkheid combineert ons onderwijs nu reeds gemeenschappelijkheid met oriëntatie in de eerste graad. Voor het eerste leerjaar is een stam van 27 gemeenschappelijke lesuren voorzien, naast vijf keuze-uren waarbij scholen onder meer voor klassieke talen kunnen kiezen. In het tweede leerjaar behoren de basisopties Latijn en Grieks-Latijn tot de mogelijkheden. Net daar lijkt voor Smits het schoentje te wringen: 'Strikt genomen zouden we volgens onze principes pas met Latijn moeten starten in het derde jaar voor leerlingen in het domein "taal en cultuur". Anderzijds willen we ook in die brede eerste graad rekening houden met de verschillende profielen van leerlingen. Er zijn leerlingen die extra lessen Frans nodig hebben, terwijl anderen uitgedaagd worden door Latijn. Moet kunnen.'

 

Dit klinkt alvast onheilspellend. Zullen classici het moeten stellen met enkele uurtjes initiatie Latijn in de eerste graad? Een uitgestelde keuze houdt ook hier het risico in van vervlakking. De lectuur van authentieke Latijnse teksten in de hogere leerjaren komt in het gedrang. Over Grieks wordt met geen woord gerept. Brengen we hierbij toch even de sterke resultaten in het hoger onderwijs van leerlingen uit klassieke studierichtingen in herinnering (zie de rubriek Cijfermateriaal op deze website). Ze bewijzen op zijn minst dat deze leerlingen degelijk werden voorbereid op hogere studies. Of hun keuze voor Grieks en/of Latijn vooral was ingegeven door prestigedenken (alweer Smits) is nog maar de vraag. Om vol te houden heb je beslist motivatie en gedrevenheid nodig.

 

Antieke cultuur

 

Waarom kiezen voor klassieke talen? Een nieuwe kijk op taalstructuur, grammatica en stilistiek, toepassing van vaardigheden van leren leren, ontwikkeling van het analytisch denken: het zijn de traditionele argumenten die niet aan geldigheid hebben ingeboet. Uiteraard is er meer. De onderwijsnota-Monard onderstreept het belang van een brede en ruime algemene vorming in de eerste graad van het secundair onderwijs, ook op muzisch, artistiek en cultureel vlak. Ook hier dragen de klassieke talen meer dan hun steentje bij. Antieke cultuur is al twintig jaar een integraal onderdeel van het leerpakket. Actualisering en confrontatie met de eigen tijd zijn daarbij eerder regel dan uitzondering. Leerlingen maken kennis met kunstobjecten van Grieken en Romeinen of bezoeken musea. Doorheen de teksten bestuderen ze de leefwereld van mensen die nu eens zo ver weg en dan weer zo nabij lijken te zijn.

 

Een recente reactie van Mieke Van Hecke (De Standaard, 16 mei 2012) op het opiniestuk van collega Wim Verbaal is teleurstellend. Ze nodigt Verbaal uit de 'volledige teksten kritisch te lezen' en blijft hameren op het feit dat te veel ouders omwille van het prestige en tegen de mogelijkheden van hun kind in voor een eerste Latijnse kiezen. Geen woord over de 'onheilspellende' uitlating van Smits over het aantal uren voor klassieke talen in de eerste graad. Geen kanttekening over andere mogelijkheden tot oriëntering: de rol van de lagere school, de opties die de eerste graad nu reeds biedt. Dat elk talent recht heeft om tot ontwikkeling te worden gebracht, zal niemand ontkennen; en ook in de teksten van de tegenstanders van de hervorming worden termen als 'afdalen naar het technisch onderwijs' nooit gebruikt.

 

Extra alert

 

Uiteraard begint een eventuele onderwijshervorming bij de eerste graad. We moeten hier extra alert zijn. Uitspraken van de woordvoerders van de twee onderwijsnetten en van de bevoegde minister voorspellen weinig goeds voor de klassieke talen. Maar ook technische en beroepsscholen zien een groot stuk van hun eigenheid verloren gaan. In De Tijd neemt Ivan van de Cloot het op voor de maatschappelijke waardering van technische en beroepsrichtingen; zijn pleidooi is er tevens een voor klassieke talen. Het verdwijnen van die vakken in het onderwijs betekent voor hem een ernstige beperking van de keuzevrijheid van ouders en leerlingen die zich in deze materie willen verdiepen.

 

Hoe dit alles concreet zal worden ingevuld op het veld is nog maar de vraag. Argwaan is beslist een slechte leidsman, maar naïef vertrouwen of lakse afwachtendheid zijn dat al evenzeer. Ouders, leerlingen, leerkrachten en directies dienen de implicaties van de hervorming goed te beseffen. In de discussie moeten redelijke argumenten het halen op emotionele verzuchtingen of politieke slogans. Rem tene, verba sequentur, zeiden de oude Romeinen hierover. Voor de klassieke talen vanaf de eerste graad zijn alvast voldoende redelijke argumenten te vinden. En dat die studie dan ook nog 'mooi' kan zijn voor gedreven leerkrachten en gemotiveerde leerlingen, dat is een emotioneel argument dat we onszelf graag gunnen.

 

Christian Laes

professor Latijnse taal- en letterkunde, Vrije Universiteit Brussel

professor Geschiedenis, Universiteit Antwerpen

ondervoorzitter van Classica Vlaanderen

21.05.2012