> Informatie > Standpunten >

 

 

 

Latijn en Grieks: goed voor de sterken, sterk voor de zwakken

 

 

 

 

De schoolvakken Latijn en Grieks hebben een torenhoog probleem, zoveel is duidelijk. In de vele visieteksten die inmiddels over de nakende hervorming van het secundair onderwijs het licht hebben gezien (Monard, minister Smet, het katholieke net, Metaforum KU Leuven), bevinden zij zich steevast in het kamp waar de klappen dreigen te vallen. Zware klappen. In de nieuwe onderwijsstructuur die men in de steigers wil zetten, moeten Latijn en Grieks worden afgeschaft, in alle graden of toch zeker in de eerste, die 'comprehensiever' moet worden, die werkelijk álle leerlingen – hoe sterk of zwak ook – moet insluiten. Voor zover er voor de hoogbejaarde tantes Latijn en Grieks nog een plaatsje wordt gereserveerd, dan alleen in het veilig afgezonderde reservaat van de 'uitbreiding' of 'verdieping'. Latijn en Grieks: hooguit mogen ze nog dienstdoen als een keuzevakje voor de happy few die nu eenmaal wat meer intellectuele bagage hebben en dus ook wat meer uitdaging nodig hebben. Of zouden we die schoolvakken ook daar niet beter slopen en vervangen door veel modieuzere taalvakken als Spaans, Arabisch of – godbetert – Chinees? Vanuit intercultureel oogpunt even interessant en in het licht van het meertalige ondernemerschap dat onze jongeren volgens Europa en Vlaanderen hoogdringend moet worden bijgebracht tegelijk zoveel nuttiger. Als het van minister Smet afhangt, is de keuze snel gemaakt. Afschaffen? Nee, dat niet. Wel gedogen, in de marge. Meer ook niet.


Het ziet er bepaald beroerd uit voor de oude talen. In de onderwijswereld van vandaag lijken de leraren Latijn en Grieks wel allochtonen te zijn geworden. Ze horen er niet echt bij. Ze zijn storend anders, onaangepast, vreemd. Door collega's worden ze wat meewarig of misprijzend bekeken, door beleidsmakers met zichtbare moeite en steeds meer tegenzin getolereerd. 'Hoe lang nog?' vragen ongeruste leerkrachten Latijn en Grieks zich terecht af. En de buitenwacht? Tja, die staat erbij en kijkt ernaar. In het beste geval. In het slechtste geval doet ze gretig mee aan negatieve stemmingmakerij, zelfs aan regelrechte criminalisering.


De verwijten die leerkrachten Latijn en Grieks naar het hoofd geslingerd krijgen, liegen er alvast niet om. Leerkrachten Latijn en Grieks exploiteren doelbewust – uit collectief eigenbelang en dus om den brode – het platte opportunisme van jongeren (of hun ouders): die kiezen alleen voor Latijn (en Grieks) omwille van het prestige dat aan die vakken kleeft, omwille van het niet te versmaden maatschappelijk-cultureel kapitaal dat ze met zich meebrengen. Dat kapitaal kunnen ze maar leveren door een hardvochtige pedagogiek te hanteren: wie niet mee kan in de les vliegt er na verloop van tijd uit. Onverbiddelijk, onherroepelijk. Hij wordt versast naar andere, minder zware studierichtingen, die precies daarom minder symbolisch kapitaal opleveren. Zo de leerkrachten oude talen al niet rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het vermaledijde watervalsysteem, dan houden ze dat minstens toch mede in stand. Door de lat bewust te hoog te leggen. Door een taaldidactiek te hanteren die per definitie slechts voor weinigen geschikt is. Door zwakke leerlingen (lees: kinderen uit een zwakke sociaaleconomische omgeving – lees óók: kinderen van allochtone afkomst) snel weg te draineren of zelfs bij voorbaat uit te sluiten. Latijn en Grieks: ze zijn goed voor de sterken. Zo geven ook de tegenstanders grif of schoorvoetend toe. Maar juist daar schuilt het torenhoge probleem waarmee ze momenteel te kampen hebben: als we de tegenstanders moeten geloven, zouden ze alleen maar goed zijn voor de sterken. En dat kan niet. Dat is niet meer van deze tijd.


Het is een boodschap die door beleidsmakers zonder veel voeling met het concrete onderwijsveld maar al te graag de wereld wordt ingestuurd, een boodschap die er bij de buitenwacht vaak als zoetekoek ingaat. Maar het is een boodschap die meer getuigt van de typische vooroordelen waar 'vreemdelingen' – in dit geval ietwat atypische, 'allochtone' leerkrachten oude talen – nu eenmaal mee af te rekenen hebben, dan van een degelijke kennis van de hedendaagse didactiek van de oude talen. Latijn en Grieks zijn goed voor de sterken, dat staat buiten kijf. Maar ze zijn ook sterk voor de zwakken. Aantoonbaar sterk. Misschien wel sterker dan de modieuze alternatieven die thans wel erg nadrukkelijk naar voren worden geschoven.


Internationaal onderzoek heeft uitgewezen dat Latijn en Grieks een belangrijke rol kunnen spelen in het verbeteren van de taalvaardigheid van taalzwakke (lees: maatschappelijk achtergestelde – lees óók: allochtone) leerlingen en dus een wezenlijke bijdrage kunnen leveren tot het wegwerken of althans terugdringen van maatschappelijke ongelijkheid in het onderwijs.


Die zwakke leerlingen blijken vooral problemen te hebben met de fonologische codering van woorden en zinnen. In mensentaal uitgedrukt: het ontbreekt hen aan de luistervaardigheid die nodig is om in een mondelinge boodschap de verschillende woorden correct van elkaar te onderscheiden, om de klanken die ze horen juist te relateren aan de geschreven woorden waar ze voor staan. Daarnaast blijken ze grote moeilijkheden te ondervinden met een strak inductieve taaldidactiek. Ze slagen er m.a.w. minder goed in vanuit authentiek, veelal mondeling gepresenteerd taalmateriaal een interne grammatica op te bouwen.


Juist op die punten bieden de schoolvakken Latijn en Grieks een onmiskenbare meerwaarde. Anders dan de moderne talen besteden zij veel meer aandacht aan leesvaardigheid. Taalmateriaal wordt in eerste instantie in de vorm van te lezen (en te herschrijven) woorden, zinnen, teksten voorgeschoteld. Juist die sterke klemtoon op 'lezen' en '(her)schrijven' blijkt voor zwakke taalleerders een onmisbaar hulpmiddel te zijn om hun taalvaardigheid in het algemeen op te krikken. Anders dan de moderne talen zijn Latijn en Grieks wezenlijk 'analytische' talen. In de les Latijn of Grieks leert de leerling een woord, een zin, een tekst dan ook doorgronden door dat woord, die zin, die tekst minutieus te ontleden, systematisch in haar verschillende onderdelen op te breken en te duiden. Die tragere, meer stapsgewijze manier van taal leren, waarbij grammatica explicieter aan bod komt, blijkt weerom een positieve impact te hebben op de taalverwerving van zwakke leerlingen in andere taalvakken. Dat effect is empirisch aantoonbaar en in tal van buitenlandse studies ook aangetoond.


Het oudetalenonderwijs vormt een oud, maar statig en mooi gebouw. Het moet niet worden afgebroken of onherkenbaar verminkt. Het behoeft veeleer een milde renovatie, een lichte herbestemming in functie van een hedendaags taal- en zorgbeleid, dat oog heeft voor álle leerlingen, ook voor zwakkere taalleerders. Die renovatie kan zonder meerkost worden gerealiseerd. Een jonge, dynamische generatie leerkrachten Latijn en Grieks staat er klaar voor. Leerkrachten oude talen die mee zijn met hun tijd. Omdat zij in meerderheid ook leraren moderne talen zijn, omdat zij in de vernieuwde lerarenopleiding van tegenwoordig hoe dan ook grondig vertrouwd zijn gemaakt met de meest recente tendensen in de vakoverschrijdende taaldidactiek. Die leerkrachten staan dan ook te popelen om aan de slag te gaan. Zij vragen onderwijsbeleidsmakers hun die mogelijkheid te geven. Zij vragen hun de moed en het verstand te hebben hun schoolvakken niet domweg op grond van vooroordelen en gebrek aan kennis geheel of gedeeltelijk te slopen. Want ook in het nieuwe onderwijslandschap is er nood aan een stevig bouwwerk oude talen, aan degelijke vakken Latijn en Grieks. Ook voor kinderen van achtergestelde gezinnen, ook voor kinderen van allochtone afkomst. Want Latijn en Grieks hebben bewezen goed te zijn voor de sterken én zijn aantoonbaar sterk voor de zwakken. Ook en misschien wel vooral in de eerste graad.

 

Toon Van Houdt

04.06.2012